Van bloei, verval, herstel en brand tot rijksmonument

Bloei

De oorsprong van de heerlijkheid ligt in de Middeleeuwen. De naam Asten werd voor het eerst vernoemd in 1202 en in enkele latere documenten, zoals die van 1212 en 1221.

Het kasteel werd voor het eerst vermeld in een koopakte uit 1432. Dit betrof een versterkt huis (steenen huysinge) uit de eerste helft van de 15e eeuw. In de 16e eeuw werd op dezelfde plaats een echt kasteel gebouwd. Dit werd door Bernard van Merode verbouwd tot een Renaissancekasteel.

Ondanks de schilderachtigheid van het resultaat deze verbouwing moeten we ons de kerkers voorstellen in 1595, toen dezelfde heer daar onschuldige gevangenen liet doodmartelen in het kader van een berucht heksenproces.

De oudste beschrijving van het kasteel dateert van 1640. Deze hebben we te danken aan een koopakte. Het kasteel werd toen omschreven als een steenen huys int water met dobbele grachten met een voorgeborchte, daerinne staat eenen peertstal ende schuyre met ander huysen.

Dit stenen huis was gebouwd in een L-vorm. De hoofdvleugel was 24 m lang en 6 m breed en had een met leien bedekt zadeldak tussen trapgevels. Dit bouwwerk had een kelderverdieping met nog twee bouwlagen erbovenop, en natuurlijk een zolder. Aan beide uiteinden van de L-vorm was een vierkante toren aangebouwd met een knopvormige spits. De voorhof was gebouwd in een U-vorm en bestond uit een centraal poortgebouw met in de zijvleugels een soort hoeven. Dit voorhof bestaat nog steeds en wordt door een aantal particulieren bewoond. Vroeger woonden hier pachters en een deel werd ook wel verhuurd aan adellijke personen om van daaruit jachtpartijen te organiseren.

Latere beschrijvingen stammen uit koopakten van 1760 en 1811. In 1811 was nog sprake van een groot en schoon Kasteel met dubbele Grachten omgeven, en met een zeer grooten Voorhof, of Bassecour. Een paardenstalling, schuur, bakhuis, duiventoren en een gepachte zitbank in de Gereformeerde Kerk te Asten, alsmede een windmolen te Asten en een watermolen te Vlierden, behoorden toen tot de inventaris van de heerlijkheid.

Verval

Geleidelijk echter verviel het kasteel, doordat het veelvuldig van eigenaar wisselde en doordat de eigenaren vaak afwezig waren. Tegen het einde van de 18e eeuw openbaarden zich de eerste verschijnselen. Na 1892 werd het kasteel zelfs niet meer bewoond. Boeren kwamen stenen uit het kasteel slopen en een schouw werd gestolen.

Herstel

De uiteindelijke eigenaar, Clemens Ernest Alexander baron van Hövell tot Westervlier en Wezeveld, besloot tot een restauratie die in 1938 gereed kwam. Hij bleef eigenaar, maar jonkheer van der Heyden van Doornenburg, lid van de familie Van der Heyden, ging er wonen.

Brand

In 1944 werd het kasteel echter grotendeels verwoest door een Duitse granaat. De genoemde voorburcht met het poortgebouw en de kasteelhoeven stammen uit de 17e eeuw. Hier ging Clemens Frans Marie baron van Hövell tot Westervlier en Wezeveld met vrouw en dochter in 1978 wonen, nadat hij gepensioneerd was na zijn baan als burgemeester van Wylre. De douarière verkocht kasteel en voorburcht in 1981 aan de Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten. In 1984 zijn in de voorburcht negen woningen gebouwd.

Rijksmonument

De kasteelruïne en de voorburcht zijn tegenwoordig Rijksmonument, en de omringende landerijen zijn aangewezen als historische buitenplaats. De activiteiten van de Stichting gingen zich ook uitstrekken tot het sterk bedreigde landschap. Onder meer de oprukkende kassen en infrastructuur tastten het landschap aan. In 2006 werd een plan opgesteld om de band van het kasteel met het landschap te herstellen en het kasteel een betere herkenbaarheid te geven voor de Astense bevolking.